U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bestek"
Resultaten 1 - 15 van 15
- bestek: De timmerman hef 't bestek al klaor (Padhuis)
- bestek: Daor hef hij bestek op
- bestek: Wonen an boord, dat is een klein bestek
- bestek: Niet lange aover proten, maakt er mar een klein bestek van
- bestek: Het was een sneu bestek veur de kinder doou de veurstelling niet deurgung
- bestek: Ze het het in de rug; wai zullen hopen dat het gien langdurig bestek is
- bestek: Ik heb het met die kèrel in 't bestek
- bestek: Wij hebt mor een klein bestek
- bestek: Die meinsen hebt een zulvern bestek (Hollandscheveld)
- bestek: Mit een groot bestek greuven ze febriekstörf en mit het kleine eigenbrand (Barger Compascuum)
- bestek: Groot bestek was dikke törf, klein bestek kleine törf (Roswinkel)
- bestek: Groot bestek was de maot van de törf; Grönninger bestek 45 cm en Amsterdams bestek 42 cm. (Coevorden)
- bestek: Gröninger bestek 48 stoklengtes van 7 vout, Amsterdams bestek 50 stoklengtes van 8 vout (Valthermond)
- bestek: Bestek
- ligger: bestek