U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bestellen"
Resultaten 1 - 8 van 8
- anhèuren: Vrogger kwamen de bakker de slager en de krudenier iedere dag anheuren oj wat te bestellen hadden (Hoogeveen)
- bestellen: Ie mut dat kiend niet altied bestellen, laot hum zölf ies wat doen (Broekhuizen)
- commedant: Det is een commandant, het is iene die de bool altied regeln wil en bestellen (Pesse)
- grit I: Ie mut morgen èven grit bestellen, aanders krow wiendeier (Broekhuizen)
- Hamburger: Bij de slager kuj een hamburger bestellen (Buinen)
- lak I: Hij kan mie nog meer bestellen, door heb ik lak an (Barger Compascuum)
- mat I: Ik heb al hielwat op mien mattien, ie hoeft mij niet meer te bestellen
- Pruus: Hij kan bestellen as een Pruus (Meppel)