U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bijlangs"
Resultaten 1 - 20 van 23
- bijlangs: Dat voor gres steet daorveur; kuj der wal bijlangs? (Hijken)
- bijlangs: Hoe is het met het wark, kuj alles bijlangs kommen?
- bijlangs: Hij lop er wat bijlangs
- bijlangs: Wij hebt alles nog even bijlangs west
- bijlangs: Het kind begunt al wat bijlangs te lopen
- bijlangs: Hie kan al bijlangs (Sleen)
- bijlangs: Hie scheut er bijlangs (Borger)
- bijlangskommen: bijlangs
- boelredder: De boelredder mus overal bijlangs um de boel te bereddern (Hoogeveen)
- brulfteneuger: De brulofneuger, dei gung het volk bijlangs. Dei leup met een staf in de haand, versierd met rozen e (Eelde)
- dreuge I: Der stun zoveul water op de weg, ik kun der niet op een dreugen bijlangs kommen
- handeln II: Mu'k de hiele riege bijlangs handeln? (Coevorden)
- kaal: Toen zien va doodgung, is e der mar kaal bijlangs kommen
- klant: zien klanten op de fiets bijlangs (Eext)
- kroegloper: Kroegloper is een modern woord, eerder zeden ze: hie giet alle café's bijlangs (Sleen)
- markloper: Dat is een markloper, die giet alle marken bijlangs (Sleen)
- rauzer(d): Een rauzerd geeit even gauw overal bijlangs, even gauw wat terecht steuten (Gasselte)
- schoemen: Die schoemt de hele booul bijlangs (Anloo)
- speibakkien: Zet dat speibakkien even wat dichterbij, aans spei ik der bijlangs (Sleen)
- stek: Ik zal de beeiten wel trekken, gao ij der mor met de stek bijlangs