U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bijleggen"
Resultaten 1 - 7 van 7
- bijleggen: Wij zult daor wel wat geld bijleggen (Gieten)
- bijleggen: Ik heb der bij de verkoop van 't huus behoorlijk op moeten bijleggen
- bijleggen: Ie mugt best met oes hen 't feest, mor dan moej wal wat bijleggen (Hijken)
- bijleggen: Daor kan ik het niet veur doen, dan meu'k er jao geld bijleggen
- bijleggen: Zal ik er het miende ook mar bijleggen
- bijleggen: Eerst even die rikpaolen bijleggen, dan kuw der langs (Padhuis)
- haats: ...die kan niks bijleggen (Pesse)