U zocht voorbeeldzinnen met daarin "billen"
Resultaten 1 - 10 van 10
- appel: Het was zo'n gezond kind, het haar appeltjes op de billen (Valthermond)
- bil: Kiender, die willen kriegt wat veur de billen (Hoogeveen)
- bil: Even kieken, wel de blankste billen het
- bil: De billen trilden hum onder de kont (Anloo)
- bil: Wat hef dat mai dikke billen (Hollandscheveld)
- bil: *Wel zien billen braandt, mot op de blaren zitten (Gasselte)
- flaander: Flik, flak, flaander/De billen van mekaander/Wat der tussen zit/Zul oe dat wel lusten? (Stuifzand)
- main: Wat hef dat mai dikke billen (Hollandscheveld)
- rok I: Wie rok zet, wil billen zien
- split: Zie har een splidde in de rok tot aan de billen (Emmer Erfscheidenveen)