U zocht voorbeeldzinnen met daarin "blad"
Resultaten 1 - 20 van 67
- an I: As het blad an en van de bomen gaot (Westervelde)
- beven: ...blad an de boom (Eext)
- blad: Hij nemp gien blad veur de mond (Klazienaveen)
- blad: Hij is ummekeerd as een blad an een boom (Wapse)
- blad: As het blad van de eerpels krult, kriej regen (Hijken)
- blad: As het blad an, ...van de bomen komp, kriegt de gekken een tik (Zeyen)
- blad: Hij hef er iene an 't blad harken
- blad: As het blad zo groot is as een gulden is er weide (Ruinen)
- blad: Hij speult van blad
- blad: Het is geen onbeschreven blad (Fluitenberg)
- blad: Aj het spitten daon hebt, muuj even het blad schone maken, veur aj het opbargt (De Wijk)
- blad: Het blad van een ooriezer (Ruinerwold)
- blad: Aj een bok of hert wilt schieten moej op het blad schieten
- bonkschup: Een bonkschoffel had een blad met een steel en een kruk (Nieuw Dordrecht)
- bruibult: Een bruibult is een bult rommel, waor toenofval en blad en zukswat in zit (Eext)
- dakgeut: De dakgeut zit vol blad, het mot schoonmaakt worden (Westdorp)
- duulreit: In duleriet zit een boel blad (Dwingelo)
- dwillerig: De wiend is wat dwillerig, het blad weeit alle kaanten op (Koekange)
- flauw: Daj mor zo umdreit zo as een blad an een boom, dat vin ik flauw (Anderen)
- gelen: Het blad van de bomen begunt te gelen (Pesse)