U zocht voorbeeldzinnen met daarin "blauw"
Resultaten 1 - 20 van 50
- adel: Hij hef blauw bloed, hij mot nog van adel wezen (Beilen)
- angel I: Een mooi jurkien, blauw mit een gries angeltien (Diever)
- aperok: De aperok zat achter met knopen vast, har gien mouwen en was maakt van blauw baoi (Sleen)
- argern: Zij argerden zich blauw (Hoogeveen)
- baggeltörf: Baggertörf is best törf, die kek blauw toe (Dwingelo)
- beddeschot: ...blauwgruun of blauw (Sleen)
- blauw: Het is hier blauw van de rook (Padhuis)
- blauw: De locht is zo blauw as potlood (Anderen)
- blauw: Doe der maor niks an, laot alles maor blauw blauw
- blauw: Iene blauw laoten lopen
- blauw: De locht is nog blauw van daogen
- blauw: Hij argerde zuk blauw (Odoorn)
- blauw: Doe kanst die wal blauw zuiken en dan vindst nog niks (Barger Oosterveld)
- blauw: Hij vertelde dat wel, maor hij meuk het mij blauw genog
- blauw: Klaosien hef hum blauw egeven
- blauw: blauw geven
- blauw: Man, wat geef je mij wèer blauw, ie mot niet zoveul roken (Hijken)
- blauw: Dat is beste törf, die kek blauw toe
- blauw: Hij was gisteraovend ok goed blauw (Zuidwolde)
- blauw: Ik wol hum bij de jasse pakken, mar hij was mij net te blauw of (Elim)