U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bodem"
Resultaten 1 - 19 van 19
- balbuisie: Veur ballebuisies bakken moej een panne hebben mit koelegies in de bodem (Diever)
- bodem: Het waoter was zo helder, dat je de bodem zeen kunden (Norg)
- bodem: De bodem deugt niet
- bodem: Daor zit een minne bodem in
- bodem: Der mot een goeie bodem in
- bodem: Ie kunt de bodem al zein
- bodemklaampe: De bodem, de bodemklaampen en de ziedplaanken (Wapserveen)
- bodemloos: Een bodem
- bòl IV: De bodem stiet hielmaol bol (Sleen)
- opduken: Iene, die goed zwömmen kan, kan een ding van de bodem van het zwömbad opduken (Wapserveen)
- schip: met glaozen bodem komt
- schoep: De schoepe, vaak ook de strontschoepe, hef een platte bodem mit opstaonde kaanten van ong. 4 cm, is (Ruinerwold)
- schrap I: schrap op de bodem
- schrap I: Vanmiddag was het schrap op de bodem; der was niks meer (Barger Oosterveld)
- schrap I: Het is vasten, het is schrap op de bodem (Klazienaveen)
- schrap I: Het is bie oons altied schrap op de bodem (Emmer Compascuum)
- smokkeln: Ie kunt mooi smokkeln mit een dubbele bodem in de koffer (De Wijk)
- trilbodem: Trillever, waor as de bodem golft, aj der op loopt (Zuidwolde)
- ziekelijk: ...zekelijk west, der zit gien goeie bodem in (Rolde)