U zocht voorbeeldzinnen met daarin "boerwarken"
Resultaten 1 - 7 van 7
- alman: Ze gaot mit alleman hen boerwarken (Ruinen)
- boergeld: boerwarken (Sleen)
- boerhoorn: As het boerwarken was, gungen ze met het boerhoorn rond (Zwiggelte)
- boerwarken: De boerhoorn wuur vaak gebroekt met boerwarken (Oosterhesselen)
- boerwarken: Wat biste daor jao an het boerwarken
- gedaon: As ze bij het boerwarken een borrel op hebt, is het niks mèer gedaon (Sleen)
- volmacht: De aolde volmacht mus bij het boerwarken eerst veurdrinken (Zwinderen)