U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bols"
Resultaten 1 - 6 van 6
- bols: Wij hebt een jong beest, dat bols is (Rolde)
- geil: Die kou wordt gauw bols, hij is aordig gail (Roderwolde)
- ofbloen: Een koe die bols west hef, blödt of en is dan niet vruchtbaar meer, niet eerder as nao drie week (Emmen)
- sleien I: gauw bols (Roderwolde)
- vaorig: bols
- vazel: Het biest hef bols west, want hie hef bloed an het vaarzel zitten (Buinen)