U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bomen"
Resultaten 1 - 20 van 130
- an I: As het blad an en van de bomen gaot (Westervelde)
- anblessen: Bomen, die umkapt moet worden, moet eerst even anblest worden (Eext)
- ankarven: Die bomen bint an ekarft, die meut ekapt worden (Pesse)
- ankruzen: Zie hebt die bomen ankruusd, die meut er oet (Barger Oosterveld)
- anmarken: De bomen, dei kapt zolden worden wurden anmaarkt (Vries)
- anplakplaos: Anplakplaotsen waren an schuren en bomen (Zweelo)
- anplassen: Bomen, die der uut moeten, worden an eplast (Vledder)
- apedril: Het was nog mor een aopedril, doe e aal in de hoogste bomen klom (Roderwolde)
- appelrilling: op 1 november mudden de appels van de bomen of weden. Was dat niet zo, dan har de jeugd vrij mandaot (Eext)
- beriemd: Het is een hiel mooi gezichte, as de zun op beriemde bomen schient (Vledder)
- bijzied: Bijzieden de straote haj een regel bomen (Nijeveen)
- blad: As het blad an, ...van de bomen komp, kriegt de gekken een tik (Zeyen)
- blessen: Zij bint in de bos um bomen te blessen (Hoogeveen)
- bok I: Zunder bok kreej die bomen nooit op de waogen (Anderen)
- bomen: Wie zitten al een haile zet te bomen en nou waiten wie nait meer (Valthermond)
- boom I: Wat een störm; de koppen van de bomen gaot haost an de grond (Sleen)
- boom I: De bomen van de krooi
- boom I: De bomen van het eenspan, waor het peerd tussen leup (Beilen)
- boom I: De bomen bij het spoor zaten dicht (Nieuw Amsterdam)
- boom I: Hoge bomen vangen veul wind (Klazienaveen)