U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bonksel"
Resultaten 1 - 10 van 10
- bolschup: De bolschup was een schoffel, waor het bonksel met ofstoken wör (Peize)
- bonksel: Het bonksel oet de eerste put weur beide kanten oetkrooid. Dat was verschrikkelijk zwaor wark (Drouwen)
- bonksel: Ie mussen 50 cm bonksel ofbonken, en later mit het laand anmaken was dat dalgrond (Geesbrug)
- bonksel: Bonksel is, wat in de lösse putte komp. Dat mus weer slicht worden en dat weur weer zetveld (Klazienaveen)
- bonksel: Wij zeden van bonksel en dat was de bovenkaante van het vene, diej der ofbonkten, veurdaj het vene k (Schoonoord)
- bonksel: Bonksel was het bovenste van het vene, dat ongeschikt veur turf was. Dit worde in de putte gooid (Vledder)
- ofbonksel: bonksel
- ril I: Het bonksel lag in de koele op een rille (Barger Compascuum)
- scharpveen: Onder het bonksel zit de splinterlaoge. Daoronder zit scharpveen veur scharpe törf. Het is een vale (Geesbrug)
- splinter II: Onder het bonksel zit de splinterlaoge. Daoronder zit scharpveen veur scharpe törf. Het is een vale (Geesbrug)