U zocht voorbeeldzinnen met daarin "boon"
Resultaten 1 - 7 van 7
- benauwd: ...een boon in de pot (Barger Oosterveld)
- boon: Hij begreep er gien boon van
- boon: Der is gien boon aan gelegen
- joegel I: Dat is joegel, de man een boon
- oetkunnen: As dat uutkan, mag ik een boon worden (Erica)
- schlemiel: Wat een schlemiel, der is gien boon an bejacht (Klazienaveen)
- Waals: Waalse etc. boon