U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bord"
Resultaten 1 - 20 van 27
- achteran: Zij komp altied achteran mit het bord leeg maken (Fluitenberg)
- as II: As het brij regent, heb wij het bord op de kop
- bonk I: Ik kregen mij daor een bonke vleis op bord, kolossaal (Hoogeveen)
- bord: Hij hef een bord veur de kop as een voeste dikke (Hollandscheveld)
- diepblauw: Het bord an de kaante was haoste diepblauw (Meppel)
- fotse: Hij har mij toch een fotse slaot op het bord! (Ruinerwold)
- geil: Ik griezelde der van, toe as ik zo'n geil stuk spek op het bord kreeg (Ruinerwold)
- gekras: Hol op met dat gekras over het bord, der geit mij ja een rilling over de hoed (Vries)
- griezel: Zij kreeg de griezel, toe as ze det geile spek op het bord kreeg (Ruinerwold)
- hindern: Al wil hij ook ien zien eigen bord schijten, 't zal mij wat hindern!
- lapperij: Doe die lapperij mor op het bord (Sleen)
- lillen: ...van gekookt spek, wat op het bord lilde (Hijken)
- oetlikken: Umdat het zo lekker was, likte het joggien het bord met de tong oet (Zwinderen)
- oetwischen: Wij moet dat op het bord mor even oetwissen
- oplepeln: Dan moej dat leste beetie ok nog even oplepeln, dan hej het bord metien schone (Klazienaveen)
- pieuwen: Hij zit weer aachter het bord te pieuwen (Balloo)
- praanseln II: Ik mag geern in de bord de boudel wat deur mekaor praanseln (Vries)
- psalm: Kun ie zien, welke psalm op het bord staot? (Meppel)
- sloek: Een hap en een sloek en het bord was leeg (Roderwolde)
- smaoseln: Een praksel is een niet zo arg smakelijk deur elkaar hen gesmaoseld bord èten (Hollandscheveld)