U zocht voorbeeldzinnen met daarin "borrel"
Resultaten 1 - 20 van 135
- achteroverslaon: Hai sluig de borrel in ain keer achterover (Emmer Compascuum)
- an II: Der zat wal een borrel an...
- anbieten II: Een borrel anbieten
- anies: in de borrel (Barger Oosterveld)
- anleggen: Even anleggen en een borrel kopen
- annimmen: mussen ie een borrel drinken, want aanders wol het zwien gien zolt annemen (Anderen)
- anpresenteren: Zal ik je een borrel anpresenteren? (Roderwolde)
- anstoten: Anstoten gebeurt bij een borrel drinken
- anzien II: IJ kunden wal an de borrel west hebben, as ik je zo anzie (Zweelo)
- bambèer I: Het is een goeie kerel, mor as e een borrel op haar, was het een bambeer (Zwiggelte)
- beklinken: Bij een borrel weur de koop beklunken (Borger)
- beklinken: Zij hebt het beklunken met een borrel (Fluitenberg)
- bestaon III: Hie hef zukke beste zaken daon, daor kan wal een borrel op bestaon (Oosterhesselen)
- bitter I: Een klaore borrel mit een beetie bitter der deur is lekker (Klazienaveen)
- bluien: Van een borrel kuj soms mooi bleuien (Rolde)
- borrel: Hij har een mooie borrel op (Nieuw Schoonebeek)
- borrel: Die borrel völt er in as een tekste in een ofgescheiden domenee (Hoogeveen)
- borrel: Alle daog een borrel, daor bliej mèensk bij (Eext)
- borrel: Dat scheelt een slok op een borrel (Emmer Erfscheidenveen)
- borrel: Aj beroerd bint, moej een schone borrel nemen