U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bried"
Resultaten 1 - 20 van 37
- aampel: aampel en bried
- anleggen: ...te bried an elegd (Dwingelo)
- anslag: De anslag van de aolde deur was niet te bried (Dalen)
- baolie II: Zij hef het niet bried, heur kerel zit in de baolie (Noordscheschut)
- boksloot: Een boksloot is hier een ziedsloot van een wieke, zo bried dat er een bok in kan varen (Hoogeveen)
- bonkakker: Een bonkakker was 10 m. bried (Schoonebeek)
- bried: Hij hef het voor heui te bried, het kan niet deur de baander (Mantinge)
- bried: Zij hebt het ok niet al te bried (Padhuis)
- bried: Het is net zo bried as het laank is (Dwingelo)
- bried: ...zo lang as het bried is (Emmen)
- bried: Hie leg het bried an
- bried: Wie het bried hef, lat het bried hangen (Vledder)
- bried: Die giet er bried bij zitten
- bried: Dat goed is bried
- bried: Het is bried dag
- bried: Hij döt zuk altied bried veur
- bried: Hie döt bried
- gang: Aj rogge zeit, moej de gang niet te bried nimmen, want dan kriej strepen (Borger)
- gat: Ze hef een bried gat
- gestopt: Een gestopt biesien is wat körtachtig, wat vleisachtig, kört en bried (Zuidwolde)