U zocht voorbeeldzinnen met daarin "brommen"
Resultaten 1 - 5 van 5
- brommen: Ie moet niet altied tegen de kiender liggen te brommen (Smilde)
- brommen: Zie hebt hum lèest pakt en non mut hie 14 dagen brommen
- brommen: De kodeef moet veer jaor brommen (Ruinen)
- brommen: Hie hef aordig brommen had
- knorrepot: Lu, die niet aans kunnen as brommen, binnen knorrepotten (Smilde)