U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bruloft"
Resultaten 1 - 20 van 32
- allendeksel: Op dei bruloft gung het nog al wat om weg, ze hadden allendeksel te veul (Vries)
- ankommen II: Het is ankommen op de bruloft van zien zuster
- bediening: De bedeining op dei bruloft was nich best (Barger Oosterveld)
- bijproten: Wij hadden mekaar een hele poos niet zeen, maor op de bruloft hew even lekker bijproot (Beilen)
- bruloft: Vroeger gung wij op het wasschup, later op de brulfte en non op de bruloft (Stieltjeskanaal)
- bruloft: Wie hebben goud bruloft holden
- bruloft: *Van bruloft komp bruloft (Hijken)
- feestganger: Daor komp die feestgangers weer an, de bruloft is oflopen (Weerdinge)
- floddermus: Opoe mot floddermus nog schoon hebben veur de bruloft (Drouwen)
- geducht: Het gung der geducht um weg op de bruloft
- gewag: Zij hebt van heur bruloft gien gewag maakt (Beilen)
- gezang: Het gung er tekeer op die bruloft, het gezang was niet van de löcht (Odoorn)
- groot: een grote bruloft
- hossebossen: Zie bint daor aordig an 't hossebossen op die bruloft (Sleen)
- kaort: Ik heb een kaort veur die bruloft kregen
- kistentuug: Vrouger op een bruloft kwaam het kistetuug an (Roswinkel)
- linnenwagen: Bij een bruloft gooiden ze vroeger centen vanoet de linnenwagen naor de kinder (Buinen)
- mager: Het stiet hum maor maoger an dat hij niet neugd is veur de bruloft (Norg)
- neuger: Vrouger was der een neuger, as der een bruloft was (Zuidlaren)
- nums: ...op hun bruloft zult komen, Hoesgezeten. Nums in