U zocht voorbeeldzinnen met daarin "buisien"
Resultaten 1 - 10 van 10
- buis II: Het jakkien hef 'n tippien achter en het buisien hef 'n schootien (Sleen)
- effen I: Van dat effen goed hef oes wicht zich een buisien laoten maken (Padhuis)
- euse: Wizze even een euse an het buisien zetten? (Padhuis)
- jak: een rompien met een jakkien en een buisien (Oosterhesselen)
- kralargement: Dat mèensch hef toch aaid zo'n mooi buisien an, lèest had het er iene met kralargement er op (Sleen)
- overste: Het overste kwam over de börstrok en daorover het buisien (Sleen)
- pikpakknoop: Pikpakknopen koften ij en dan deej der dezölfde stof op as van de jurk. Mien ootien har een buisien (Sleen)
- schoot I: Wat har die een lange schoot an dat buisien (Sleen)
- underlief: Een underliefien drugen de vrouwlu vroeger under het buisien (Dalen)
- underst I: Over het underst drugen de vrouwlu een buisien met of zunder mouwen (Padhuis)