U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bulten"
Resultaten 1 - 20 van 28
- bult: Wel hef dat oet de bulten stöt
- bult: Hij lop wat om de bulten
- bult: Der zit dikke bulten an de locht
- bult: Bulten zetten was een vak; hier was eine, dei zette 40 vouer op een wagenrad
- bult: het heui an de bulten (Uffelte)
- bult: an de bulten
- bulten: Törf, dei nich dreuge genog was um te bulten, weur in klampen zet (Barger Compascuum)
- bulten: Wij moet vandaag hen törf bulten (Oosterhesselen)
- drieten: Waor de duvel drit, döt e het aaid bij dikke bulten (Sleen)
- geld: Zij hebt geld bij de bulten (Ruinerwold)
- hoenderei: Hie har bulten op de kop as hoendereier (Odoorn)
- hult: hulten en bulten
- hult: Dat laand hier achter het huus, dat is almaol hulten en bulten (Valthermond)
- kachelholt: Jan haar bulten doezendholties opslagen um as kachelholt te verkopen (Hijken)
- knobbelziekte: hebt ze bulten an de poten (Rolde)
- koe I: Koenen hoopt ok: dikke bulten (Rolde)
- loegen: Jan giet loegen. Die kan het goed en dan kriej gien schieve bulten (Erica)
- mak: Een makke branekkel kuj nog 'n maol anpakken zunder bulten op de handen te kriegen (Eext)
- oer I: Het oer zat hier in bulten (Eexterveen)
- ofzetten: De mes wèur op het laand in bulten ofzet en dan met de vörke streid (Beilen)