U zocht voorbeeldzinnen met daarin "club"
Resultaten 1 - 10 van 10
- achterstaon: As een club achterstiet mut ze er wat harder an trekken (Schoonebeek)
- anbrengen: Een nei lid anbrengen bij de club (Odoorn)
- club: Hie is gien lid van de club (Geesbrug)
- gebrouwel: Wat een gebrouwel met zo'n club vrouwlu bij mekaor (Hooghalen)
- Hendrik: Hij is van de club van smerig Hendrik
- hoorntoeter: Zie hebt daor een club van hoorntoeters, die virtig jaor bestaon hebt
- lid I: Hie wol gien lid worden van die club (Zweelo)
- ontbinden: Bij gebrek an leden hebt ze de club ontbunden (Diever)
- verstarken: Wij komt de club verstarken (Balloo)
- veurstander: Hie was er wal een groot veurstander van um een club op te richten (Oosterhesselen)