U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dagwark"
Resultaten 1 - 14 van 14
- dagmaot: dagwark
- dagwark: Een dagwark dörsen is 26 leggen (Hijken)
- dagwark: Een dagwark zudden steken is 2000 zudden (Eext)
- dagwark: Dennen hef nog twie dagwark grös lösliggen (Padhuis)
- dagwark: Een aold dagwark was 66 are, non is het een half bunder (Sleen)
- dagwark: Een groot dagwark was 60 are, een klein 50 are
- dagwark: Een dagwark was veertienduzend (Schoonoord)
- graven: Hij greuf altied zoveul dagwark törf (Klazienaveen)
- kleinwark: dagwark
- mad: dagwark
- roe I: In het veen weur meten mit een halve rou, dat is 2½ meter, en 50 rou was een dagwark (Barger Compascuum)
- scheepsploug: acht dagwark van 60 - 80 doezend (Odoorn)
- stok III: dagwark
- vol II: Wij hebt het dagwark vol