U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dapper"
Resultaten 1 - 16 van 16
- dapper: Niet elke soldaot is even dapper (Nieuw Dordrecht)
- dapper: Hij is 's morgens en 's aovends altied even dapper (Barger Oosterveld)
- dapper: Hoe is het mit het olde meinse? Oh, die is nog goed dapper (Ruinerwold)
- dapper: Dat is een dapper kèreltien, der zit duvel in (Sleen)
- dapper: Kiek oos wichien ies dapper stappen! (Hijken)
- dapper: Hij is zo dapper as een schaopeluus (Koekange)
- hiepsel: Een hiepseltie is een klein, rap en gauw kiend, klein van stok mar dapper as een vlo (Fluitenberg)
- hoepsie: Het kleine höpsie is zo dapper as een vlo (Fluitenberg)
- iem: Hij is zo dapper as een iem (Westerbork)
- iepertien: Het kleine iepsie is goed dapper (Fluitenberg)
- karspelsoldaot: Hij is zo dapper as een karspelsoldaot (Havelte)
- klein I: Die is klein, mar dapper (Geesbrug)
- schaopenloes: zo dapper as een schaopeluus (Koekange)
- snieder: Hij is zo dapper as een snieder (Zuidlaren)
- upsien: Dat klein upsie is goed dapper (Fluitenberg)
- zwienenloes: Hij is dapper, ...zo drok as zwienloes (Rolde)