U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dellen"
Resultaten 1 - 4 van 4
- del I: Hij het dellen in het gezicht
- dellen: As de koe op kalven stiet, begunt de baanden te dellen (Ruinerwold)
- oetbaoken: As eerder een stuk heideveld spit weur en der zaten dellen in, dan was het niet good oetbaokend (Hijken)
- poet: Hij har de nakke vol poeten en dellen (Roswinkel)