U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dellig"
Resultaten 1 - 5 van 5
- dellig: De man was nogal dellig in het gezicht
- dellig: Dat stok laand is arg dellig (Broekhuizen)
- dellig: De stege begunt dellig te worden, wij mut er ies wat zaand opbrengen (Ruinerwold)
- dellig: De baanden bint slop en wordt al dellig, het kalven kan zo begunnen (Smilde)
- dellig: Het is een dellig peerd