U zocht voorbeeldzinnen met daarin "deuk"
Resultaten 1 - 6 van 6
- deuk: Der zat een deuk in zien hoge houd (Roderwolde)
- duken: Hij deuk in menare (Nijeveen)
- floppen: Die deuk flopt er zo weer oet (Gasselte)
- knötter: auto hef een beste kneuter had, de zit een heile deuk ien (Barger Oosterveld)
- tabaksduus: Ik heb een deuk in de tabaksdeuze (Havelte)
- veurkaant: Veurkaant van auto zat een deuk in (Drouwen)