U zocht voorbeeldzinnen met daarin "deuken"
Resultaten 1 - 3 van 3
- deuken: Ie kunt die plate makkelijk deuken (Beilen)
- kop: Jong, dat haarspit most nich nemen, door hebt ze mie deuken in de kop houwd (Barger Compascuum)
- paperassen: Ik bin mar in de paperassen deuken (Erica)