U zocht voorbeeldzinnen met daarin "deurdragen"
Resultaten 1 - 3 van 3
- deurdragen: Die jas kun ie het hiele jaor wal deurdragen (Mantinge)
- deurdragen: Zie hebt hum mooi het darp deurdragen (Sleen)
- deurdrager: Die jasse kunj winter en zomer deurdragen, det is een deurdrager (De Wijk)