U zocht voorbeeldzinnen met daarin "deurzetter"
Resultaten 1 - 3 van 3
- deurzetter: Hij gef het neit gauw, dat is wel zo'n deurzetter (Vries)
- overgeven: deurzetter (Nijeveen)
- raom I: Bij raomen döt e der nog wel is wat an, maar het is gien deurzetter af en