U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dichten"
Resultaten 1 - 11 van 11
- dichten: Ze waren daor de sloot an het dichten
- dichten: De daoken dichten nao de störm (Zuidwolde)
- dichten: Hie kan riemen en dichten, dat een aold wief kan het gat er van lichten (Sleen)
- dichten: Een breef dichten
- gat: Hij kan riemen en dichten, daor zuj het gat veur oplichten (Dwingelo)
- hie I: en bij de pompen um de emmerdies te dichten (Beilen)
- lichten I: Hij kan riemen en dichten/Ie kunt er het gat veur lichten (Hoogeveen)
- maars: Riemen en dichten, daor kanst doe mie de maorze mit lichten (Barger Compascuum)
- riemen I: Hie kan riemen en dichten en het gat oplichten, ...zunder het gat op te lichten (Sleen)
- riemen I: Hij kan riemen/Je zulden er van bezwiemen/ Hij kan dichten/Je zulden het gat er van oplichten (Roderwolde)
- schèens: in de zandweg te dichten (Roswinkel)