U zocht voorbeeldzinnen met daarin "doedel"
Resultaten 1 - 7 van 7
- doedel: Weurumme keek ie toch niet beter oet, wat bin ie toch een doedel (Beilen)
- doedel: Hie is der niet met zien verstand bij, het is zo'n Jan doedel (Borger)
- doedel: Wat een male doedel is dat
- doedel: Dende versmeert der hielemaol in, dat is wal zo'n doedel (Nieuw Dordrecht)
- doedel: Wat een vieze doedel van een wief is det (Koekange)
- doedel: Wat een male doedel is dat (Emmer Compascuum)
- doedel: Ik zal hum een doedel um de oren geven! (Padhuis)