U zocht voorbeeldzinnen met daarin "doek"
Resultaten 1 - 20 van 20
- andoeken: Doek mie even aan (Valthermond)
- doek: Die krentewegge doew in een doek (Sleen)
- doek: Het doek over de linnenwagen
- geletterd: Die doek is mooi letterd (Oosterhesselen)
- heufd: Mit die kolde heb ik graag een doek um het heufd (Koekange)
- iem: De iemen kriegt een doek
- ofwrieven: Woj mij even die doek anrekken, ik moet even het glas ofvrieven (Nieuw Dordrecht)
- overdoek: Een overdoek was een vierkante, zwarte, gehaakt wollen of geweven doek met kwassies. De overdoek weu (Klazienaveen)
- ruuk: Neemt nog maar ies wat roek op de doek
- sladde: Een sladde was een aolde doek
- stoflap: Gebruuk die doek mar as stoflappe (Kerkenveld)
- tip I: De doek weur met de vier tippen saemenknupt
- tips: De wegge in een doek, die wuur der tips indrèeid (Sleen)
- umhangen: Even een doek umhangen, aans is het zo kold
- umslagdoek: De umslagdoek is van wol en geblokt of zwart; het witte doek is van batist (Sleen)
- umslaon: Ik heb even een doek umslagen, het is mij te kaold (Emmen)
- veurdoen: Ik moe hum even een dreuge doek veurdoen (Sleen)
- volden: De doek overhoeks volden (Dalen)
- wit II: ...een doek (Sleen)
- worteldoek: Een worteldoeken doek is mooi dun goed (Zuidwolde)