U zocht voorbeeldzinnen met daarin "doemeling"
Resultaten 1 - 6 van 6
- doemeling: Het bloed kwam nog deur de doemeling hen (Elim)
- doemeling: Ik zal oe een doemeling umme de vinger doen, dan wordt het lappien niet smerig (Broekhuizen)
- doemeling: De doemeling weur maokt van een aol boezeroen (Grolloo)
- vingerling: Ie kregen een vingerling um de vinger en een doemeling um de doem (Dwingelo)
- vingerling: Doemeling, vingerling, lankhals, biertapper en loezenknapper
- zèer II: Ik heb een zere doeme; der moet even een doemeling umme (Erica)