U zocht voorbeeldzinnen met daarin "doemen"
Resultaten 1 - 12 van 12
- doem: Die zit meesttied te doemen drèeien
- doem: Hij löp mit de doemen achter het vessie
- doemen: Ik zal veur oe doemen, aj examen mut doen (Koekange)
- doemen: Het kind zit in de houke te doemen (Emmer Compascuum)
- doemzoegen: doemen
- ekkeldoppien: Op een ekkeldoppien kuj fluiten dèur de doemen er op te holden en daor tussendèur te blaozen (Wapserveen)
- krunen: Hai het zuk op doemen houwen, hai
- schaopengries: Wij hadden van die haandschen van schaopegries mit twei doemen (Kerkenveld)
- sollicitèren: J. giet murgen stollesteren; ik zal veur heur doemen (Beilen)
- spannegien: doemen
- vest: Hij stun daor mit de doemen achter het vest
- voesthaansk: Vrogger hadden ze voesthaanschen mit twei doemen der in, dan kunden ze ze um en umme antrekken. Dan (Hollandscheveld)