U zocht voorbeeldzinnen met daarin "doestern"
Resultaten 1 - 2 van 2
- doestern: Ze harren 's nachts ewaakt en daor zaten ze de aandere dag bij de hèerd te doestern (Ruinerwold)
- doestern: Ene, die altied zit te doestern, daor is gien gezelligheid an (Hollandscheveld)