U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dom"
Resultaten 1 - 20 van 33
- achterrad I: IJ bint net zo dom as een aachterrad van een waogen, dat lop ok aachter het veurste an (Anderen)
- akster: zo dom as een akster (Diever)
- bijleren: *Dom geboren en niks bij eleerd
- boer I: IJ bint nooit te dom um boer te worden (Eext)
- dom: Die meid is zo dom, die kuj gewoon alles wiesmaken (Hijken)
- dom: Dat komp mij niet zo dom veur, dat hej goed bekeken
- dom: Hij kan zo geweldig dom proten (Weerdinge)
- dom: Zij is te dom um an het heui te bienden
- dom: Hij is zo dom as het achterende van een kou (Barger Compascuum)
- ezel: zo dom, stom as een ezel (Beilen)
- gaans: zo dom as een gaans (Emmen)
- geld: Geld maakt recht wat krom is en loos, wat dom is (Hijken)
- heui I: Hij is te dom um 't heui te bienden (Broekhuizen)
- hottentot: Een hottentot is een dom, onverschillig, brutaol en slordig meense (Coevorden)
- ijlu: Nou zult paartie lezers wal zeggen: wat almachtig dom en onneuzel bin ijlu dan
- kalf I: Hij is zo dom as een kalf (Diever)
- klootgaanze: Hij is een klootgaanze, zo dom as een gente (Smilde)
- klootzak: Het is een dom persoon, een grote klootzak (Eexterveen)
- knulliesachtig: wel een goeie jonge, mar wat knulliesachtig en barre dom (Koekange)
- koe I: Hij is zo dom as 'n kou (Roderwolde)