U zocht voorbeeldzinnen met daarin "domnee"
Resultaten 1 - 20 van 38
- adventszundag: Op de eerste adventszundag preekt domnee al over het wonder in de Kerstnacht
- ambt: Domnee is niet meer in ambt (Sleen)
- anhèuren: Oes domnee had een paor in kerke te aanheuren
- appelhof: De domnee en de dokter hadden een appelhof (Sleen)
- barnstienen: Kèrel domnee, wat hej daor een mooie barnstienen sigarenpiep
- bedankien: Wij hadden een domnee beropen, maor wij hebt een bedaankie had (Beilen)
- bedienen: De domnee bediende de deup an vief kinder (Padhuis)
- bepreken: De neie domnee hef een bulderstem, die kan de kerk wal bepreken (Beilen)
- beroep: Domnee hef een beroep kregen in de stad (Oosterhesselen)
- bidden: Den man kun bidden as een domnee (Padhuis)
- bokkewagen: Oes domnee har vrogger een bokkewagen (Sleen)
- buurman: Hie wordt ok buurman van de domnee
- consistoriekamer: Veur de dienst begunt, zit de domnee met de kerkeraod in de consistoriekamer (Hooghalen)
- domnee: Zij hebt een neie domnee beroepen (Padhuis)
- domnee: Een blikken domnee
- gehèur: Domnee har een andachtig geheur (Eelde)
- gemiente: De gemiente is zeker te groot worden, de domnee giet niet meer op hoesbezuuk (Borger)
- hemelpeerd: De domnee had een hemelpeerd in dienst (Padhuis)
- intrede: De neie domnee weur bij zien intrede feestelijk inluud (Hijken)
- intree: De neie domnee döt dan intree (Padhuis)