U zocht voorbeeldzinnen met daarin "doof"
Resultaten 1 - 20 van 22
- akster: ie wordt er haoste doof van (Zuidwolde)
- doof: Nao die ziekte is die man toch zo doof worden! (Oosterhesselen)
- doof: Hij is zo doof as een kwartel (Barger Oosterveld)
- doof: In die rogge zaten een boel aoren in, die doof waren (Stieltjeskanaal)
- doof: Dat boekweit zat een bulk doof zaod in (Schoonebeek)
- doof: Ik heb het bien doof (Ruinerwold)
- doof: Ik heb te lange op de iene narm elègen en nou he'k de haand doof (Broekhuizen)
- getjaffel: Een mènsch zul er jao doof van worden, van al dien getjaffel
- hartstikke: doof (Elim)
- hèuren I: aj niet doof bint (Noordscheschut)
- koestaart: Hij is zo doof as 'n koestarte (Ruinerwold)
- kölpen II: Kölp toch niet zo, wij bint niet doof (Hollandscheveld)
- kwartel: Hij is zo doof as een kwartel
- lor III: Hij is zo doof as een lor (Een)
- luud: Praot niet zo luud, ik bin niet doof (Nieuw Amsterdam)
- oor: Hij is doof an het linker oor
- pot: Hij is zo doof as een pot (Diever)
- raozen: Huifst niet zo haard raozen, ik bin niet doof
- roepen: Ie hoeft niet zo hard te roepen, ik bin niet doof (Ruinerwold)
- schettern: Jong, schetter toch nich zo, ie zulden er doof van worden (Barger Oosterveld)