U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dook"
Resultaten 1 - 9 van 9
- betten: De raomen betten met een waarme dook (Balloo)
- doek: Ze vund het zo kaold dat ze een wollen dook um de kop bunden haar (Hijken)
- doek: Wij hebt een groot dook veur de deure hangen veur de tocht (Diever)
- dook I: Het wordt mooi weer, der lig dook over het laand (Roderwolde)
- dook I: Het is een kille dook vandaog (Zuidlaren)
- inspelden: Kleine poppies weurden eerder in een dook helemaol inspeild (Beilen)
- overtips: Een veerkaante zwarte wollen dook mit ballegies. Hij worde overtips dreugen (Diever)
- pongel: Hij leup mit pongel ien de dook (Ruinen)
- worteldoek: Een worteldoek is een geplooide dook um de schörsteen (Hijken)