U zocht voorbeeldzinnen met daarin "drinken"
Resultaten 1 - 20 van 76
- anargern: Draank drinken aargert aal an
- annimmen: mussen ie een borrel drinken, want aanders wol het zwien gien zolt annemen (Anderen)
- anstoten: Anstoten gebeurt bij een borrel drinken
- binden: Ik moe nog wel tien garms binden, veurdat ik kovvie drinken kan (Eext)
- bloem: Al dat kaolde drinken, straks hej de bloumen op het lief (Barger Oosterveld)
- bocht II: Dat spul is nait te drinken, dat is bocht (Valthermond)
- borselwater: Ik gao daor niet graag koffie drinken, het is altied zuk borselwater (Koekange)
- brobbeln: Ie moet drinken en niet liggen te brobbeln
- dörstig: Wat is het dörstig weer, je kunt wal an het drinken blieven (Padhuis)
- drinken I: Hij hef zien drinken vergeten en nou hef e dörst (Barger Compascuum)
- drinken II: Wij hebt net pauze, nou gauw even koffie drinken (Ruinerwold)
- drinken II: Laow der nog ies op drinken (Nieuw Dordrecht)
- fooi: Fooi drinken
- fopper: Hoe kan det kiend nou drinken! De foppe zit dichte! (Ruinerwold)
- gang: Ik musse nogal wat gangen waeter hebben um alle konen wat te drinken te geven (Diever)
- glas: Ranja mèuj uut een glas drinken (Hollandscheveld)
- gul: Je moot niet zo gul drinken (Gasselte)
- hekel I: Hij har zo'n hekel an water, hij was nog to beroerd um het to drinken (Barger Oosterveld)
- heuier: Ik heb de heuiers man even wat to drinken brocht (Barger Oosterveld)
- indewiel: De vrouwlu waren oet, indewiel, ...underwiel gungen de kèrels een borrel drinken (Sleen)