U zocht voorbeeldzinnen met daarin "droest"
Resultaten 1 - 7 van 7
- droest I: Een droest iemen (Grolloo)
- droest I: Veurig jaor hebt wij de lindebomen nog ofzaogd en non zit er al weer een droest takken op (Drouwen)
- droest II: Wat ja een droest van een kerelie (Vries)
- droest III: Wat hef dat kind droest haor (Padhuis)
- droest III: Het schaop is droest in de wolle
- kroes II: droest
- opdroesten: Zeg mar niks meer, want hij droest zuk al aordig op (Padhuis)