U zocht voorbeeldzinnen met daarin "drol"
Resultaten 1 - 8 van 8
- drol I: Wai hadden der heil wat van verwacht, mor het draait op een drol oet
- drol I: Wat bi'j ja een drol van een kerel, ik har jou wiezer dacht (Eext)
- drol I: Daor is neit veul bij, een drol van een vent (Vries)
- drol I: Wat een eigenwieze drol (Gieten)
- drol I: Hij vertelt nog wel ies een mooie drol (Uffelte)
- drol II: Een drol ding
- oor: Die wol mij even een flinke drol op het oor doen
- slepertien: Een drol an een touwgien (Meppel)