U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dronk"
Resultaten 1 - 4 van 4
- dat II: Hie dronk gien draank meer, dat wat was
- dronk: Argens een dronk op uutbrengen (Zuidwolde)
- ienmaol: Hie dronk het glas in ainmaol leeg (Eexterveen)
- zoeplap: Hij dronk wel, maor het was gein zoeplap (Eelde)