U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dubbel"
Resultaten 1 - 20 van 23
- belien: ...met een belien, die ze dubbel deden en de daarm daor tussendeur trokken
- dubbel: Dat speulen wij mit een dubbel(d) spel kaorten (Meppel)
- dubbel: Hij kan het dubbel en dwars betalen
- dubbel: Dou mie dai boterham maor dubbel (Valthermond)
- dubbel: Hij lag dubbel van het lachen (Padhuis)
- dubbel: Aj het een paor maol dubbel voldt, kuj het zo in een zak stoppen (Anderen)
- dubbel: Dubbel eggen
- dubbel: Och man, val dubbel
- enkel II: Het lig nog enkel, mar het mot dubbel (Barger Oosterveld)
- hekel II: Die vent hef een dubbel hèkel an een zende (Broekhuizen)
- hok: Wai hebben allemaol dubbel hokken maokt met die wind, een dubbele hok is 2x6 + 2x4 (Roderwolde)
- kriet: Hie schreef met dubbel kriet
- maotien: Een maotien janever is 0,1 liter en een dubbel maotien is 0,2 liter (Sleen)
- oframmeling: Hij kreeg een flinke oframmeling, mar hij had het ok dubbel en dwars verdiend (Schoonebeek)
- overtrekken: Twee keer der over is dubbel overtrekken (Balloo)
- poet: Hie kreeg zien beein dubbel en het was mor even of der zat een beste poet op (Eext)
- schipjager: Het peerd een haalf brood en ik een dubbel maotie, zee de scheepjaoger (Eexterveen)
- tierig: Hij is zo tierig, ie kunt hum wel dubbel drokken (Dwingelo)
- tip I: De egge op de tippe, dat was dubbel eggen (Hollandscheveld)
- tong: Zien tong slag dubbel en zien tree is niet heeil vaast