U zocht voorbeeldzinnen met daarin "eend"
Resultaten 1 - 6 van 6
- apport: Ik haar een eend schoten en dei vuil in de wiek. Ik zeg tegen de hond 'apport Bello', en hij huil ho (Peize)
- eend: Wij holden een eend maank de hounder (Norg)
- hompeln: Wat zul den eend mekeren, hie hompelt zo (Gasselte)
- roegte: Een eend legt in de roegte (Roderwolde)
- taling: Een taoling is een klein soort eend; ij hebt de wintertaoling en de zömmertaoling (Eext)
- verlaoten II: De eend hef het nust verlaoten (Mantinge)