U zocht voorbeeldzinnen met daarin "elleboog"
Resultaten 1 - 6 van 6
- binkie: Een binkie is dat stukkie tussen de koot en de elleboog (Peize)
- elleboog: Hij haar de elleboog deur de mouw
- elleboog: Hie lig op 't knie in de elleboog
- lei I: De kinder schreven nog op leien; ze speiden der op en wreven der met de elleboog over um ze wèer sc (Hijken)
- narf I: Die was zo kommen te vallen, die had het narf van de elleboog schaafd (Geesbrug)
- schampen: Hij hef zuk de elleboog lelijk schampt (Coevorden)