U zocht voorbeeldzinnen met daarin "empen"
Resultaten 1 - 3 van 3
- empen I: Wees niet zo empen, ik moe de stiekel der toch even oethalen (Sleen)
- empen I: Het is zo'n empen kèreltien (Sleen)
- empen II: Non zo slim is het niet hèur. Ie moet niet zo gauw zitten te empen (Hijken)