U zocht voorbeeldzinnen met daarin "enter"
Resultaten 1 - 15 van 15
- anhalstern: Een enter anhalstern wil nog wel is gauw uut de haand lopen (Smilde)
- d: Een enter en een twenter en een dreijaorig pèerd, hoeveul poten hef 'n d?
- enter I: Wat een roeg enter van een jong is dat
- enter I: Dat is zo'n enter van een kerel, der zit veur gien stuver fatsoen an (Borger)
- enter II: Met dat enter moew dolkies hen Zuudlaoren
- enterschaop: enter
- evender: Ie kunt wel een ienpeerds enter van het tweipeerds enter pakken en dat veur de sturtkarre doen (Broekhuizen)
- halfwos: Het was en bleef zu'n halfwas, dat enter
- hebbelijk: Dat enter is arg hebbelijk (Padhuis)
- overjaorig: As een enter niet laomt, dan is het een overjaorige (Sleen)
- tegen: Wij moet die enter belèren; laow hum mor tegen de aol broen doen (Sleen)
- toenenter: enter
- twenter I: Een enter, een
- twenter III: De paperassen ligt enter en twenter op de grond
- zachiesan: Dat enter möt zo zachiesan beleerd worden (Padhuis)