U zocht voorbeeldzinnen met daarin "eter"
Resultaten 1 - 4 van 4
- eter: Dei jong, dat is een gezonde eter (Barger Oosterveld)
- groot: Die man was een groot eter (Hoogeveen)
- priegelkont: Een slechte eter an taofel nuum wij wal een priegel (Odoorn)
- traog: Het is een traoge eter (Zeyen)