U zocht voorbeeldzinnen met daarin "evenan"
Resultaten 1 - 4 van 4
- belappen: As hie het mor evenan belappen kun, dan deud hie dat wel (Anderen)
- evenan: Dat ies is mar evenan vertrouwd (Erica)
- evenan: Het was mor evenan dreug (Sleen)
- evenan: As het evenan kan, kom ik murgen (Coevorden)